Passie is emotie, een grote liefde voelen, verlangen, in vuur en vlam staan voor iets. Je kunt een passie hebben voor zeilen, voor kunst, voor een land, maar onder passie in een relatie wordt over het algemeen de seksualiteit verstaan. Dankzij passie kun je je lichamelijk aan elkaar over geven. Passie, hartstocht, zinderende seks… hoe belangrijk zijn deze zaken voor ons relatiegeluk?
Seksuele gezondheid in Nederland 2017 is een grootschalig representatief onderzoek naar de seksuele gezondheid van volwassenen van 18 tot 80 jaar in Nederland (zie: https://www.rutgers.nl/feiten-en-cijfers/seksuele-gezondheid-en-gedrag). De meeste Nederlanders zijn gelukkig met hun partner, tevreden met hun uiterlijk en tevreden met de kwaliteit van hun seksleven. Als ze ontevreden zijn gaat het over hoe vaak ze seks hebben: een kwart van de mannen en een op de vijf vrouwen is hier (erg) ontevreden over Gemiddeld hebben mensen zo’n drie keer per maand seks. Is dat een signaal dat seks wellicht toch niet zo belangrijk is voor ons relatiegeluk?
Als we persoonlijke interviews met mensen die graag een partner willen hierover nader bekijken, blijkt seksualiteit nauwelijks een rol te spelen. De antwoorden variëren van “samen leuke dingen doen”, tot “iemand om mijn gevoelens mee te delen”. Vooral “een maatje” komt heel vaak voor, evenals “samen van de kleine dingen des levens genieten”. Mooi allemaal en heel begrijpelijk. Maar… waar is het verlangen naar de hartstocht? Waar blijven zaken als passie, seks en avontuur? Dat is immers juist wat het verschil maakt tussen een liefdesrelatie en een vriendschip: dat je naast de geestelijke intimiteit ook het lichamelijk genot deelt. Zijn passie en hartstocht zaken die in verhalen en films overgewaardeerd wordt, maar voor mensen die graag een duurzame liefdesrelatie willen, nauwelijks een rol spelen? Zou het delen van gevoelens en het samen genieten van de kleine dingen belangrijker zijn?
Als we Desmond Morris geloven, is dat inderdaad het geval. In zijn boek “Intiem Gedrag” (1993) beschrijft hij, hoe we ons van tijd tot tijd allemaal overstelpt voelen door de overvloed aan indrukken: indringende reclameboodschappen, felle lichten, harde geluiden en allerlei andere prikkels die om onze aandacht vechten. Dat zal nu, 25 jaar later, in de tijd van de mobiele telefoons en social media alleen nog maar erger geworden zijn. Het idee om je terug te trekken wordt aanlokkelijk. Maar de mens is een sociaal levend dier. Mensen hebben een fundamentele behoefte aan warm menselijk contact. Intimiteit betekent begrip en de meeste mensen willen graag door anderen begrepen worden. We hebben volgens Morris behoefte aan nabijheid, fysiek en emotioneel. Dit sluit aan op de theorieën uit de stroming rondom de hechtingtheorie.
Pittman en collegae (2011) beschrijven in hun artikel over hechting, identiteit en intimiteit, hoe deze drie concepten tijdens het opgroeien van een mens met elkaar verweven zijn en hoe bepalend ze ook blijken voor het relatiegeluk dat iemand kan ervaren. Erikson beschrijft de ontwikkeling van de persoonlijkheid en Bowlby de ontwikkeling van de hechtingstijl. De gedachtegang van deze twee grootheden sluit naadloos op elkaar aan, zoals Pittman aantoont. Erikson (1963; 1980) beschrijft hoe iemands identiteit en de capaciteit tot intimiteit, zich gedurende het opgroeien in verschillende fasen ontwikkelt, met als basis de relatie van het opgroeiend kind met de ouders. Deze ouders worden door Bowbly (1990) de hechtingsfiguren genoemd, dit zouden bijvoorbeeld ook opa en oma of pleegouders kunnen zijn als die een belangrijke rol spelen in de opvoeding. Bowlby spreekt letterlijk van een ‘veilige haven’, een ‘secure base’ in het model dat hij samen met Ainsworth ontwikkelde (Bowlby 1990).
Elke fase van Erikson heeft zijn eigen thema. In de jong-volwassenheid is dit intimiteit en solidariteit versus isolatie. Hoe het individu zich in deze fase ontwikkelt, heeft een belangrijke invloed op de capaciteit tot intimiteit en verbondenheid als volwassene. Hoe veiliger de hechting, hoe meer de balans naar intimiteit en solidariteit doorslaat in deze periode van jong-volwassenheid. Het effect van de veilige hechting wordt hierdoor versterkt. Veiligheid en de capaciteit tot intimiteit maken vervolgens dat het individu zich kan verbinden met iedereen buiten de directe hechtingsfiguren. En in het bijzonder met de liefdespartner. Geestelijke intimiteit, geconcretiseerd als het delen van gevoelens en het genieten van de kleine dingen des levens, is wellicht de meest gewaardeerde verworvenheid in een volwassen liefdesrelatie. Volgens Pittman, Bowlby, Erikson en Morris zijn intimiteit en verbintenis de belangrijkste factor die een duurzame liefdesrelatie kenmerkt.
Een ander geluid echter, komt van Robert Sternberg. In 1984 voerden Sternberg en Grajek een onderzoek uit onder 35 mannen en 50 vrouwen in Connecticut. De leeftijd varieerde van 18 tot 70 jaar (gemiddeld 32 jaar). Uit dit onderzoek bleek dat de intimiteitsfactor niet alleen in de romantische liefde, maar bij alle relaties met een gevoel van liefde een rol speelt. Dus ook bij de liefde voor een moeder, een vader, broer of zus, de beste vriend(in).
Wat zo’n relatie met liefde kenmerkt zijn onder meer dat je het belangrijk vindt dat het goed gaat met de ander, dat je blij wordt als je samen bent, dat je elkaar hoog acht, dat je het gevoel hebt dat je op elkaar kunt rekenen als het nodig is, dat je bereid bent spullen te delen, dat je elkaar emotioneel steunt, over gevoelens kunt spreken en het fijn vindt dat de ander andere mensen heeft die ook van hem of haar houden. Dit alles valt volgens Sternberg onder de intimiteit die je dus ook bij familieleden en hele goede vrienden ervaart. En dat is niet voldoende voor een romantische liefdesrelatie. Daarvoor is volgens Robert Sternberg passie essentieel!
Robert Sternberg, één van de 60 meest geciteerde psychologen van de twintigste eeuw, schreef over denkstijlen, liefde, haat, wijsheid en creativiteit. Voor het beantwoorden van onze vraag is vooral zijn theorie over de ‘Triangle of Love’ van belang. Echte liefde, de duurzame vorm, heeft volgens Robert Sternberg, drie belangrijke elementen in zich, namelijk intimiteit, passie en betrokkenheid. Intimiteit duidt op het graag bij elkaar zijn, gevoelens van vriendschap voor elkaar koesteren, het gevoel dat je maatjes bent. Passie heeft te maken met de fysieke aantrekkingskracht, seksualiteit en verliefdheid. Betrokkenheid is de keuze om bij elkaar te blijven, nu en in de toekomst.
Volgens Sternberg is de echte liefde de relatie die deze drie elementen in zich heeft. Passie heeft een belangrijke hormonale sturing die tot ongeveer twee jaar na de eerste kennismaking door ons lichaam aangemaakt worden. Intimiteit heeft te maken met het opbouwen van vertrouwen door dingen samen te doen, en door het delen van gedachten en ervaringen. De verbintenis tot slot is een keuze. Deze maakt de liefdesrelatie compleet.
De drie componenten verschillen in de mate waarin ze in een bepaalde relatie al dan geen rol spelen: gering, gemiddeld of hoog. Daarmee kun je acht soorten relaties definiëren:
Desmond Morris beschrijft in zijn boek boek “Intiem Gedrag” (1993) over de verwarring die lichamelijk intimiteit en seksualiteit kunnen veroorzaken. Het aangaan hiervan vereist bepaalde omgangsnormen. Deze leer je vooral met “trial-and-error”: door positieve reacties op het ene initiatief en afwijzingen op het andere initiatief. Maar juist omdat veel hiervan op een onbewuste manier wordt aangeleerd, kan het nogal eens mis gaan. Dat zou wellicht één van de oorzaken van echtscheidingen kunnen zijn. Dan werd seksualiteit en het prettige lichamelijk gevoel dat daarbij hoort, voor liefde aangezien. Maar andersom kan liefde op het eerste gezicht net zo misleidend zijn. Mensen die smoorverliefd zijn, verwarren de lichamelijke intimiteit en passie (de eerste component) namelijk vaak met de geestelijke intimiteit en verbondenheid (de tweede component) en kiezen ten onrechte voor een langdurige verbintenis (de derde component).
Professor Hoefnagels, van 1965 tot 1993 hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en een van de eersten die in Nederland scheidingsmediation toepaste, schrijft in zijn boek “Gelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden” dat mensen vaak lichtvaardiger overgaan tot trouwen, dan tot scheiden. Het is niet ondenkbaar dat die verliefdheid met hoge passiefactor en lage intimiteitsfactor leidt tot zo’n lichtvaardig besluit tot trouwen. Als je vervolgens meegesleept wordt door de opwinding rondom de gebeurtenis en het feest, kan achteraf blijken, dat de basis onvoldoende was voor een langdurige verbintenis. Heftige verliefdheid slaat niet zelden om tot heftige haatgevoelens. Diep triest als er dan inmiddels kinderen geboren zijn die daar mee geconfronteerd worden.
Zo bezien kan inzicht in de verschillende soorten liefde wellicht een positieve bijdrage leveren aan toekomstig levensgeluk. Sternberg publiceerde het artikel in 1986, maar de inzichten zijn nog lang niet achterhaald. Integendeel. Juist in deze tijd met een overweldigend aantal contactmogelijkheden door het internet, missen we de tijd en rust om emotionele betrokkenheid te kunnen ontwikkelen. Niet alleen kun je snel iemand leren kennen (internetdaten) en vervolgens weer dumpen, ook vriendschapscontacten kun je via de sociale media snel en oppervlakkig onderhouden. Veel vluchtige contacten is daarvan het gevolg.
Volgens Sternberg zijn juist de emotionele betrokkenheid die de intimiteit kenmerkt en de cognitieve component die de keuze tot verbintenis kenmerkt redelijk stabiel in hechte relaties, terwijl de geestelijke en lichamelijke motivatie en opwinding die bij de passie horen, redelijk onstabiel en zelfs wat onvoorspelbaar zijn. Tegelijkertijd is het juist die laatste component waar men zich volgens Sternberg het meeste bewust van is, terwijl veel mensen de rol van intimiteit en verbintenis in hun relatie onderschatten. In kortstondige relaties is de passie het belangrijkste, in langdurige juist de intimiteit en verbintenis.
Maar – naast de sociale media en maatschappelijke ontwikkelingen, is nog een knelpunt bij het opbouwen van duurzame verbondenheid. Hiervoor keren we terug naar de ontwikkeling van de hechting zoals bovenstaand besproken. Volgens John Welwood (2009) spelen hechtingsproblemen namelijk een grote rol bij een verkeerde partnerkeuze. Verkeerde partnerkeuze wordt veroorzaakt door een onjuiste perceptie, veroorzaakt door emotionele schade. Vrijwel iedereen die ongewenst alleen is, leidt hieraan. Bijvoorbeeld omdat je een nare echtscheiding mee hebt gemaakt, het overlijden van een geliefde partner of juist omdat je op hoge leeftijd nog altijd vrijgezel bent en daardoor aan jezelf gaat twijfelen. De pijn en onzekerheid tast je perceptie aan. Dat verlamt je, waardoor je geen partner kiest of het leidt tot verkeerde partnerkeuze. Het is essentieel om de pijn te (h)erkennen, zodat er heling op gang kan komen (Hannah Cuppen, 2015). Pas dan zal je de juiste partner herkennen en je ermee kunnen verbinden.
Passie, hartstocht, zinderende seks… hoe belangrijk zijn deze zaken voor ons relatiegeluk? Dat is de vraag die we in het begin van dit artikel stelden. Inderdaad blijkt uit de literatuur dat een goede duurzame relatie intimiteit, passie en verbondenheid omvat, evenals de beslissing om er voor te gaan. Maar dat een relatie zou moeten beginnen met passie wordt niet bevestigd. Integendeel. Liefde op het eerste gezicht blijkt vaak te leiden tot pijn en verdriet. Verlangen naar passie en hartstocht speelt slechts een kleine rol bij het zoeken naar een partner voor een duurzame liefdesrelatie. Maar voor het onderhouden van een duurzame relatie is passie een onmisbaar ingrediënt.
Drs. Liselotte Visser is psycholoog en sinds 1984 verbonden aan Mens & Relatie (persoonlijke relatiebemiddeling). In 2012 werd haar boek ‘Is je relatie te redden’ gepubliceerd en in 2014 haar boek ‘Ja ik wil. Hoe vind en bind ik mijn droompartner’. In 2014 begon ze haar promotieonderzoek naar succesvolle relatievorming, waarbij hechting en eigenwaarde een grote rol blijken te spelen.
Bron: Dit artikel is gepublicieerd in de uitgave van mei 2018 van het Tijdschrift Positieve Psychologie
Bowlby, J. (1990). A secure base: Parent–child attachments and healthy human development. New York: Basic.
Brennan, K. A., Clark, C. L., & Shaver, P. (1998). Self-report measures of adult romantic attachment. In J. A. Simpson & W. S. Rholes (Eds.), Attachment theory and close relationships (pp. 46–76). New York: Guilford Press.
Cuppen, H. (2015). Liefdesbang. Overwin verlatingsangst en bindingsangst. Uitgeverij Ankhhermes.
Morris, D. (1993). Intiem gedrag. Uitgeverij Bruna.
Erikson, E. H. (1963). Childhood and society. New York: Norton.
Erikson, E. H. (1980). Identity and the life cycle. Oxford, UK: International Universities Press.
Hoefnagels, P. (2000/2009). Gelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden. Uitgeverij Veen.
Pittman, J.F., Keiley, M.K., Kerpelman, J.L., Vaughn, B.E. (2011). Attachment, Identity, and Intimacy: Parallels Between Bowlby’s and Erikson’s Paradigms. Journal of Family Theory and Review 3, 32-4.
Steinberg, R.J. (1986). A Triangular Theory of Love. Psychological Review 93 (2), 119-135.
Welwood, J. (2009). Liefde geven en liefde ontvangen. Waarom ontvangen zoveel moeite kost. Uitgeverij Ten Have.